De Overgangsperiode – Een Overzicht Van De Bijbel

DE OVERGANGSPERIODE EEN OVERZICHT VAN DE BIJBEL

De Overgangsperiode

Een Overzicht Van De Bijbel

De Bijbel is als het script van een toneelstuk of een film. Het behandelt de geschiedenis van de mens op aarde. Wanneer een student het begin van de Bijbel leest, leest hij het begin der tijden. Zoals de student chronologisch door de Bijbel leest, leest hij over het algemeen het schrift van de geschiedenis door. Het boek Malachi sluit de canon van het Oude Testament af op 389 voor Christus. Het evangelie volgens Matthew begint het Nieuwe Testament rond 4 voor Christus tot 33 na Christus. Het boek Acts (Handelingen) behandelt de opstanding van Christus door de officiële blindheid van Israël. De apostel Paulus openbaart leerstellingen voor wedergeboren gelovigen (Romans 16:25-27; Ephesians 3:1-7). De brief Hebrews onthult leerstellingen voor de laatste dagen, die de Tijd van Jakobs Benauwdheid (Daniels 70e week) en het begin van het Millennium omvat. De laatste negen boeken van de Bijbel richten zich over het algemeen op de leerstellingen en gebeurtenissen tijdens de tijd van Jakobs benauwdheid (Jeremiah 30:7; Daniel 12:1-4; Hebrews 1:1-2; James 5:1-6).

Het thema van de Schriften is koningen en koninkrijken. De twee belangrijkste koninkrijken worden het koninkrijk van God en het koninkrijk van de hemel genoemd. Het koninkrijk van God komt 70 keer voor en het koninkrijk van de hemel komt 33 keer voor in de Bijbel. Deze twee koninkrijken hebben enkele overeenkomsten, maar het zijn twee afzonderlijke koninkrijken. Zoals God en de hemel niet hetzelfde zijn (Geneses 1:1), zo zijn het koninkrijk van God en het koninkrijk van de hemelen niet hetzelfde. God is een Geest (John 4:24) en de hemel is een plaats (John 14:2). Het koninkrijk van God verwijst meestal naar een geestelijk koninkrijk dat in de mens werkzaam is (Luke 17:20-21; Romans 14:17), maar af en toe wordt het geassocieerd met het koninkrijk op aarde (Millennium Koninkrijk; Luke 13:28-30; Luke 9:27; Galatians 5:21). Het koninkrijk van de hemel is een letterlijk, fysiek, aards koninkrijk dat onder het gezag van velen is geplaatst. (Matthew 10:5-7) Het ‘koninkrijk van de hemel’ (kingdom of heaven) is niet in de Hemel, het is Jeruzalem, het millennium Koninkrijk.

Beide koninkrijken waren bij Adam aanwezig, maar het koninkrijk van God werd verloren verklaard als gevolg van de val. Het koninkrijk van God verschijnt pas als de straf voor de zonde is betaald op Golgotha, wat de wedergeboorte van de gelovige mogelijk maakt (Johannes 3:1-7). Het Oude Testament beschrijft de geschiedenis van het koninkrijk der hemelen, terwijl het Nieuwe Testament de geschiedenis van het koninkrijk van God beschrijft. In het Oude Testament gebood God de Joden letterlijk te strijden voor een aards koninkrijk (Deuteronomy 7:1-8; 1 Samuel 15:3), maar in het Nieuwe Testament is dit verboden (2 Corinthians 10:3-6). Het doodvonnis werd in het Oude Testament voor afvalligen bevolen (Deuteronomy 13), maar in het Nieuwe Testament wordt een geestelijk zwaard gebruikt om ketters te berispen (Titus 3:10-11).

De heerschappij over het koninkrijk van de Hemel werd overgedragen van Adam op Noah, op Abraham, op Isaac, op Jacob en op het volk Israël. Het werd officieel van Judah afgenomen onder de regering van Jeconiah (Jeremiah 22:24-30). De controle over aardse koninkrijken behoort toe aan Satan en hij geeft het aan de heidenen met de beperkingen die God over hem stelt (Daniel 4:34-37; 2 Corinthians 4:4). De eerste wereldwijde heerser was Nebuchadnezzar van Babylon (Ezekiel 26:7; Daniel 2:37). Deze periode wordt de tijd van de heidenen genoemd (Gentiles) (Luke 21:24; Romans 11:25; Revelation 11:2, 15) en beslaat de laatste 600 jaar van het Oude Testament tot het einde van de ‘Tijd van Jakobs Benauwdheid’ (Time of Jacobs Trouble). Alle bouwers van het aardse koninkrijk zijn bedrieglijk en gewelddadig als roofdieren (Daniel 7:17; Matthew 2:16-18; 11:12-14; Mark 10:42).

De grootste doctrine van de 1611 Authorized King James Bijbel is wanneer de belangrijkste Persoon van de Bijbel wordt gekroond tot Koning der koningen en Heer der heren, de Heer Jezus  Christus (Luke 24:25-27; Revelation 19:11-16). De eerste vier boeken van het Nieuwe Testament richten zich op de aardse bediening van de Heer Jezus Christus. Het Bijbelboek Matthew concentreerde zich op de ‘Koning van de Joden’ (Matthew 2:2). Mark concentreerde zich op de ‘dienaar van de Heer’ (Mark 10:45). Luke concentreerde zich op de ‘menselijkheid van Jezus Christus’ (Luke 19:10) en Johannes concentreerde zich op de ‘Godheid van de Verlosser’ van de mens (Johannes 20:30-31). Deze boeken vormen een overgang van het Oude Testament naar het Nieuwe Testament.

De drie belangrijkste overgangsboeken zijn Mattheüs, Handelingen en Hebreeën. Deze boeken zijn gevaarlijk om op te rusten wat betreft leerstellige kwesties. Het boek Mattheüs werkte onder de Mozaïsche wet tot de dood van Jezus Christus (Matthew 27:50; Hebrews 9:16-17). De Heer profeteerde dat beide koninkrijken voor handen waren, maar dit was afhankelijk van de aanvaarding van de Messias door het volk van Israël (Matthew 11:12-14; 17:10-13). Jezus de Messias werd verworpen en gekruisigd. Tijdens de kruisiging smeekte de Messias de Vader om vergeving voor de Joden. De HEER verhoorde dat gebed en gaf de Joden nog een kans om hun Messias te ontvangen in het boek Acts (Handelingen). Zoals het boek Deuteronomy verwijst naar een tweede toekenning van de Wet, zo verwijst het boek Handelingen naar de tweede gelegenheid voor de Joden om hun Messias te aanvaarden (Handelingen 2:36; 3:14; 4:10-12; 7:51- 53). De Joden als geheel verwierpen de Messias opnieuw; daarom beschrijft het boek Handelingen de overgang van de Joden naar de Heidenen (Acts 28:25-28). Het boek Acts (Handelingen) vermeldt ook de overgangen van Israël naar de kerk, van Petrus naar Paulus en van Jeruzalem naar Antiochië.

De apostel Paulus schrijft de doctrines voor het Lichaam van Christus (Romans 11:13; 2 Corinthians 11:2), dat bestaat uit wedergeboren gelovigen in de Heer Jezus Christus. De primaire bediening van de Heer was Joods (Matthew 10:5-6; Romans 15:8), maar de primaire bediening van Paulus was aan de Heidenen (Romans 15:16). De geredde Heidenen vormen voornamelijk het Lichaam van Christus. Nadat God de wedergeboren gelovigen in Christus opwekt tijdens de Opname van de gemeente (1 Thessalonians 4:13-18), zal God beginnen met de profetie van de Zeventig Weken van Daniël omdat er nog één resterende week is om te vervullen (Daniel 9:24- 27).

Het boek Hebrews vermeldt de leerstellingen voor de mensen tijdens de zeventigste week van Daniëls profetie. Dit wordt de laatste dagen genoemd omdat het de laatste dagen zijn van de heerschappij van de Duivel en de Heidenen over de koninkrijken van de wereld. Hebrews is een overgangsboek dat tegengesteld is aan het boek Acts. Alles valt terug onder het Mozaïsche-verbond, maar het is gewijzigd door de doctrines van Hebrews. De wijzigingen in de offers van de Wet zullen nodig zijn omdat de straf voor de zonde is betaald door het zondeloze bloed van het zondeloze Lam van God (John 1:29; Hebrews 9-10; 1 John 1:7; Revelation 12 :11).

Het boek Revelation openbaart het oordeel van God over de natie Israël voor hun zonde van het verwerpen en kruisigen van hun Messias (Matthew 27:25; John 1:9-11). De liefdevolle Messias wordt in het boek Revelation geopenbaard als de Rechter van het universum (Hebrews 12:23-29; James 5:9). De Heer Jezus Christus zal Nieuw Testamentische heiligen oordelen voor hun diensten bij de Rechterstoel van Christus in de Hemel (Romans 14:10-12; 1 Corinthians 3:12-15; 2 Corinthians 5:10-11; 2 Timothy 4 :1) en de natie Israël op aarde tijdens de Tijd van Jakobs Benauwdheid (Time of Jacobs Trouble). De Koning der koningen zal de koninkrijken van de wereld overwinnen en oordelen aan het einde van de Tijd van Jakobs Benauwdheid (Time of Jacobs Trouble) (Joel 2-3; Matthew 25:31-46; Revelation 11:15). De Heer Jezus zal tot Koning over de hele aarde worden gekroond en Hij zal 1000 jaar vanuit Jeruzalem over de aarde regeren (Isaiah 11:9; Jeremiah 23:5-6; Habakuk 2:14; Zechariah 9:9; Revelation 20:1-6).

Satan zal na de 1000 jaar nog een laatste poging doen om de koninkrijken van Christus te veroveren, maar hij zal falen en hij zal worden ontslagen van zijn slechte werken van bedrog (Revelation 12:9-10; 20:10). De hemelen en de aarde zullen worden vernietigd en het oordeel van de Grote Witte Troon zal plaatsvinden (2 Peter 3:10-13; Revelation 20:11-15). De standaard van dit oordeel zal de zondeloze Zoon van God en de Heilige Schrift zijn (John 12:48; Romans 2:16). De Rechter zal het Boek naar de verlorenen werpen en hen veroordelen in het eeuwige eeuwige meer van vuur (Matthew 25:41; Revelation 20:15). De gelovigen van God zullen nog lang en gelukkig leven met de Heer van Glorie (the Lord of glory.) (1 Corinthians 2:8-9).

Er zijn 39 boeken, 929 hoofdstukken en 23.145 verzen in het Oude Testament en het Nieuwe Testament bevat 27 boeken, 260 hoofdstukken en 7.957 verzen. De volledige bewaring van de geïnspireerde woorden van God omvat in totaal 66 boeken, 1189 hoofdstukken en 31.102 verzen in de geliefde Authorized King James Bible. De ideale voorbereiding op de eeuwigheid is om deze eeuwige woorden van God te geloven en te gehoorzamen (2 Thessalonians 3:1; 2 Timothy 2:15; Revelation 22:18-19).

(Tekst vertaald uit ‘The Common Man’s Reference Bible’)

Opmerking uit The Common Man’s Reference Bible: 

Aangezien het woord van God niet gebonden is, is eerlijk en oprecht gebruik van de tekst in dit werk toegestaan. Er wordt geen geldelijk voordeel voor gebruik toegestaan. Oneerlijk gebruik is verboden en onwettig.

THE TRANSITIONAL PERIOD AN OVERVIEW OF THE BIBLE

The Transitional Period

An Overview Of The Bible

The Bible is like the script of a play or a motion picture. It covers the history of man upon earth. When a student reads the beginning of the Bible, he is reading the beginning of time. As the student reads chronologically through the Bible, he is generally reading through the script of history. The book of Malachi closes out the Old Testament canon at 389 B.C. The Gospel according to Matthew begins the New Testament around 4 B.C. through 33 A.D. As the diligent student continues reading through the New Testament, he is reading the script of the history and prophecy of man after Christ. The book of Acts covers the resurrection of Christ through the official blindness of Israel. The Apostle Paul reveals doctrines for born again believers (Rom. 16:25-27; Eph. 3:1-7). The Epistle to the Hebrews reveals doctrines for the last days, which covers the Time of Jacobs Trouble (Tribulation) and the beginning of the Millennium. The last nine books of the Bible generally focus upon the doctrines and events during the time of Jacob’s Trouble (Jer. 30:7; Dan. 12:1-4; Heb. 1:1-2; James 5:1-6). 

The theme of the Scriptures is kings and kingdoms. The two major kingdoms are called the kingdom of God and the kingdom of heaven. The kingdom of God occurs 70 times and the kingdom of heaven occurs 33 times in the Bible. These two kingdoms have some similarities, but they are two separate kingdoms. As God and heaven are not the same (Gen. 1:1), so the kingdom of God and the kingdom of heaven are not the same. God is a Spirit (John 4:24) and heaven is a place (John 14:2). The kingdom of God usually refers to a spiritual kingdom that operates within man (Luke 17:20-21; Rom. 14:17), but occasionally it is associated with the kingdom on earth (Luke 9:27; Gal. 5:21). The kingdom of heaven is a literal, physical, earthly kingdom that has been placed under the authority of many. Both kingdoms will be together in the millennial kingdom of the Lord Jesus Christ (Matt. 6:33; Rev. 11:15). 

Both kingdoms were present with Adam, but the kingdom of God was forfeited as a result of the fall. The kingdom of God does not appear until the penalty of sin was paid at Calvary, which allows for the new birth of the believer (John 3:1-7). The Old Testament records the history of the kingdom of heaven, while the New Testament records the history of the kingdom of God. In the Old Testament God commanded the Jews to literally fight for an earthly kingdom (Deut. 7:1-8; 1 Sam. 15:3), but in the New Testament this is forbidden (2 Cor. 10:3-6). The death sentence was ordered for apostates in the Old Testament (Deut. 13), but a spiritual sword is used to rebuke heretics in the New Testament (Titus 3:10-11). 

The dominion over the kingdom of heaven was passed from Adam to Noah to Abraham to Isaac to Jacob and to the nation of Israel. It was officially taken from Judah under the reign of Jeconiah (Jer. 22:24-30). The control over earthly kingdoms belongs to Satan and he gives it to the Gentiles with the limitations that God places over him (Dan. 4:34-37; 2 Cor. 4:4). The first worldwide ruler was Nebuchadnezzar of Babylon (Ezek. 26:7; Dan. 2:37). This period of time is called the times of the Gentiles (Luke 21:24; Rom. 11:25; Rev. 11:2, 15) and it covers the last 600 years of the OT through the end of the Tribulation. All earthly kingdom builders are deceptive and violent as beast of prey (Dan. 7:17; Matt. 2:16-18; 11:12-14; Mark 10:42). 

The greatest doctrine of the 1611 Authorized King James Bible is when the main Person of the Bible is crowned the King of kings and Lord of lords, the Lord Jesus (Luke 24:25-27; Rev. 19:11-16). The first four books of the New Testament focus upon the earthly ministry of the Lord Jesus. Matthew focused upon the King of the Jews (Matt. 2:2). Mark focused on the servant of the Lord (Mark 10:45). Luke concentrated on the humanity of Jesus (Luke 19:10) and John concentrated on the deity of the Saviour of mankind (John 20:30-31). These books constitute a transition from the Old Testament into the New Testament. 

The three main transitional books are Matthew, Acts, and Hebrews. These books are dangerous to rest upon for doctrinal issues. The book of Matthew operated under the Mosaic Law until the death of Christ (Matt. 27:50; Heb. 9:16-17). The Lord prophesied that both kingdoms were at and, but this was conditioned upon the acceptance of the Messiah by the people of Israel (Matt. 11:12-14; 17:10-13). The Messiah was rejected and crucified. During the crucifixion the Saviour petitioned the Father to forgive the Jews. The LORD answered that prayer and gave the Jews another opportunity to receive their Messiah in the book of Acts. As the book of Deuteronomy refers to a second giving of the Law so the book of Acts refers to the second opportunity for the Jews to accept their Messiah (Acts 2:36; 3:14; 4:10-12; 7:51-53). The Jews as a whole rejected the Messiah again; therefore, the book of Acts records the transition from the Jews to the Gentiles (Acts 28:25-28). The book of Acts also records the transitions from Israel to the church, from Peter to Paul, and from Jerusalem to Antioch. 

The Apostle Paul records the doctrines for the Body of Christ (Romans 11:13; 2 Corinthians 11:2), which is made up of born again believers in the Lord Jesus Christ. The primary ministry of the Lord was Jewish (Matt. 10:5-6; Rom. 15:8), but the primary ministry of Paul was to the Gentiles (Rom. 15:16). The saved Gentiles primarily make up the Body of Christ. After God resurrects the born again believers in Christ during the Rapture (1 Thess. 4:13-18), God will commence with the prophecy of the Seventy Weeks of Daniel because there is one remaining week to fulfill (Dan. 9:24-27). 

The book of Hebrews records the doctrines for the people during the Seventieth Week of Daniel’s prophecy. This is called the last days because it is the final days of the dominion of the Devil and the Gentiles over the kingdoms of the world. Hebrews is a transition book that is opposite of the book of Acts. Everything reverts back under the Mosiac Covenant, but it has been amended by the doctrines of Hebrews. The amendments of the sacrifices of the Law will be necessary because the penalty for sin has been paid by the sinless blood of the sinless Lamb of God (John 1:29; Heb. 9-10; 1 John 1:7; Rev. 12:11). 

The book of Revelation reveals the judgment of God upon the nation of Israel for their sin of rejecting and crucifying their Messiah (Matt. 27:25; John 1:9-11). The loving Messiah is revealed in the book of Revelation as the Judge of the universe (Heb. 12:23-29; James 5:9). The Lord Jesus Christ will judge NT saints for their service at the Judgment Seat of Christ in heaven (Rom. 14:10-12; 1 Cor. 3:12-15; 2 Cor. 5:10-11; 2 Tim. 4:1) and the nation of Israel on earth during the Tribulation. The King of kings will conquer and judge the kingdoms of the world at the end of the Tribulation (Joel 2-3; Matt. 25:31-46; Rev. 11:15). The Lord Jesus will be crowned the King over the whole earth and He will rule the earth from Jerusalem for 1000 years (Isa. 11:9; Jer. 23:5-6; Hab. 2:14; Zech. 9:9; Rev. 20:1-6). 

Satan will make one last attempt to conquer the kingdoms of Christ after the 1000 years, but he will fail and he will be fired from his evil works of deception (Rev. 12:9-10; 20:10). The heavens and the earth will be destroyed and the Great White Throne Judgment will take place (2 Peter 3:10-13; Rev. 20:11-15). The standard of this judgment will be the sinless Son of God and the sacred Scriptures (John 12:48; Rom. 2:16). The Judge will throw the Book at the lost and sentence them into the everlasting lake of fire (Matt. 25:41; Rev. 20:15). The believers of God will live happily ever after with the Lord of glory. (1 Corinthians 2:8-9)

There are 39 books, 929 chapters, and 23,145 verses in the Old Testament and the New Testament contains 27 books, 260 chapters, and 7,957 verses. The complete preservation of the inspired words of God totals 66 books, 1189 chapters, and 31,102 verses in the beloved Authorized King James Bible. The ideal preparation for eternity is to believe and obey these everlasting words of God (2 Thess. 3:1; 2 Tim. 2:15; Rev. 22:18-19). 

(Text from ‘The Common Man’s Reference Bible’)

Notice from The Common Man’s Reference Bible:

Since the word of God is not bound any honest and sincere use of the text in this work is granted. No monetary gain for use is granted. Dishonest use is forbidden and unlawful.

2 Timothy 2:15 Study to shew thyself approved unto God, a workman that needeth not to be ashamed, rightly dividing the word of truth.